“Fotograferen is niets voor mij” zei ik toen Dos erop stond dat ik zijn camera mee zou nemen op reis naar Egypte in 1989. Mijn vader was twee jaar daarvoor overleden en mijn moeder wilde graag met mij op vakantie. Mijn vader en moeder gingen altijd samen op reis en zij miste nu het reizen. Dit kwam goed uit, want Egypte stond allang op mijn verlanglijstje.

Dos gaf mij zijn Minolta-camera mee en gaf mij enkele tips hoe ik mooie foto’s kon maken. Ik protesteerde heftig, want alle mooie foto’s van Egypte waren immers al gemaakt…!

 

Ik nam twee fotorolletjes voor 36 opnames mee en hoewel ik dat wel erg veel vond, kwam ik in Egypte tot de ontdekking dat ik door de lens een andere en zelfs mooiere wereld zag. Vooral details vielen veel meer op en ik genoot van mijn ontluikende hobby. Uiteindelijk moest ik zelfs filmrolletjes bijkopen en eenmaal thuis kreeg ik complimenten voor de foto’s die ik gemaakt had. Niet alleen van Dos, maar ook van anderen. Wie had dat ooit kunnen denken.

 

Portretten

Vanaf dat moment wilde ik met Dos alleen nog maar naar bestemmingen die fotografisch interessant waren. Zo ontdekte ik dat mijn voorkeur uitging naar het fotograferen van mensen en van het maken van portretten in het bijzonder. Na Egypte ging ik met Dos naar Thailand, waar we in het noorden een voettocht van een kleine week maakten en van het ene bergdorp naar het andere trokken en in een tentje of in een hut van de lokale mensen sliepen. In dit mysterieuze gebied – de Golden Triangle – waar veel papaver voor de opium gekweekt werd (en nog wordt) leven verschillende stammen die schitterende kleding droegen en prachtige, vaak zilveren, sieraden.

 

Fotograferen kun je leren

Ik leerde veel van Dos, maar op sommige van mijn vragen had hij geen antwoord. Dat triggerde mij om bij het LOI een cursus fotografie te doen. Uiteindelijk kon ik ook Dos nog wat leren, waar hij ook met zijn onderwaterfotografie van kon profiteren.

Dieren fotograferen bleek ook een uitdaging. Na heel wat Afrikareizen zonder camera, was nu een safari met bezoek aan de Maasai, Rendile, Samburu en Turkana een perfecte combi! Geleidelijk leerde ik de kneepjes van het vak en werden er foto’s van mij gepubliceerd.

Vaak word mij gevraagd welke reis nu mijn mooiste was, maar daarop een duidelijk antwoord geven is onmogelijk omdat elke reis weer iets unieks en spannends had en dus niet vergelijkbaar met vorige reizen. Een safari,  een reis naar Antarctica, of een regenwoud, groter kunnen de verschillen nauwelijks zijn.

Bij de Rendille hebben Femke en ik een besnijdenis meegemaakt van een bruidje, dat op haar huwelijksdag besneden werd. Er mochten alleen vrouwen bij aanwezig zijn. De moeder en oma van de bruid “ontsmetten” een viezig scheermesje met geitenmelk en ook haar vagina werd met een scheut melk ontsmet. Andere vrouwen hielden het meisje stevig vast. Wat moet dat een pijn gedaan hebben en dan maar hopen dat het meisje geen infectie krijgt. Sommige meisjes moeten de besnijdenis immers met de dood bekopen! Deze gebeurtenis heeft op Femke en mij een enorme indruk gemaakt!

In Papoea-Nieuw-Guinea maakten we een “oorlog” mee waar twee rivaliserende dorpen aan weerszijden van de Sepik-rivier elkaar met pijl en boog bestookten. Hierbij vielen zelfs doden…! Via onze satelliettelefoon konden we een bush-vliegtuigje regelen en speciaal voor ons werd er een korte wapenstilstand ingelast, zodat we het strijdtoneel heelhuids konden verlaten. Gelukkig had ik al schitterende mensen kunnen fotograferen, onder andere in een mannenhuis waar ik als westerse vrouw bij uitzondering welkom was.

 

Antartica

Ons bezoek aan de keizerspinguïns op Antarctica was dan toch wel een van de absolute hoogtepunten. Vanuit Ushuaia in Argentinie, de zuidelijkste stad ter wereld, staken we met een Russische ijsbreker, de Kapitan Khlebnikov, de beruchte Drake Passage over om in een totaal andere wereld te komen waar we op zoek gingen naar de keizerspinguïns. Wat een fantastisch avontuur! Dit was de eerste reis met een digitale camera. Na wat “geklooi” in het begin, had ik het digitaal fotograferen al snel onder de knie. Een van helikopters aan boord maakte verkenningsvluchten en eens de pinguïnkolonie was gevonden, werden we met kleine groepjes op zo´n 1500 meter van de dieren afgezet. Keizerspinguïns hebben op het ijs geen vijanden – in het water wel: de luipaardzeehond – dus werden we volledig geaccepteerd. Tussen deze grote dieren en hun jongen te vertoeven was overweldigend. Uiteraard waren er strenge regels. Je mocht niet proberen dicht bij de dieren te komen, maar zij mochten wel naar ons toe komen. En dat deden ze! Zowel de volwassen dieren als de jongen waren ongelooflijk nieuwsgierig! En wat hadden we geluk met het prachtige weer. Dit zijn dure reizen en het kwam regelmatig voor dat fotografen niet de kans kregen deze uitzonderlijk mooie dieren te fotograferen vanwege slechte weersomstandigheden.

 

 

Namibië

Een van onze reizen met een 4-wheel drive in Namibië, verliep heel anders toen mensen die we onderweg tegenkwamen ons vertelden van een opvangcentrum voor weesdieren, Harnas genaamd. Meestal betrof het leeuwenwelpjes, jonge cheeta’s (jachtluipaarden), maar ook bavianen waarvan de ouders door boeren waren gedood. Hun verhalen klonken zo aantrekkelijk dat we onze route aanpasten en op de grens met Oeganda Harnas gingen bezoeken, waar we luid knorrend door Bram en Goeter, twee cheeta’s werden begroet! Wie kan er nu vertellen dat je een siësta hebt gehad met het hoofd van een jachtluipaard als hoofdkussen. Lees ook onder het kopje artikelen het verhaal op deze website “Onze nacht met Savannah”.

 

 

Indianen

Om in het grensgebied tussen Venezuela en Brazilië midden in het Amazonewoud, indianenstammen te bezoeken, hadden we een watervliegtuigje en een boot nodig. Er waren maar twee watervliegtuigjes en één ervan was al vertrokken. We moesten de hele dag wachten tot nummer twee gerepareerd was en eenmaal in de lucht – er waren verschillende pogingen voor nodig – vloog binnen enkele minuten de motor in brand…! God zij dank reageerde de piloot pijlsnel, maakte een duikvlucht en trok juist boven het water met alle macht de neus van het vliegtuigje op en konden we veilig op het water landen. En dus werd het wachten op nummer twee. Vanuit Brazilië gingen we de grens over naar Venezuela waar een vliegtuigje met een bejaarde, ongetwijfeld afgekeurde, halfblinde en bijna dove piloot ons naar andere indianendorpjes zou brengen.

 

Ik had er geen goed gevoel bij. Hij zou ons in twee fasen vervoeren: eerst Dos met onze Belgische gids en daarna de overige drie personen waar ik er één van was. Er was echter slecht weer op komst en mijn gevoel was juist. Door het slechte weer en de snel invallende duisternis kon onze gehandicapte piloot de landingsstrip die bestond uit een strookje land dat door de indianen met machetes onderhouden werd, niet vinden. Dankzij de goede ogen van Dos kon hij uiteindelijk een veilige landing maken. Dos drukte hem op het hart niet met de anderen terug te komen, want dat zou levensgevaarlijk zijn. En dus…deed hij het toch. Waar wij waren was het (nog) droog en deed de piloot of er geen enkel probleem was om ons naar Dos en onze gids te brengen. Wat we niet wisten was dat het op de plaats van bestemming tropisch stortregende. Toen Dos in een hut zijn fotoapparatuur zat te drogen omdat alles vochtig was geworden en hij ons vliegtuigje wel vijf keer in de buurt van de landingsstrip hoorde cirkelen, is hij toen met een sterke zaklamp naar buiten gesprint en midden op de landingsstrip gaan staan zwaaien met de lamp. Uiteraard had de piloot niets gezien en ik kon hem met mijn bijziendheid en nachtblindheid niet helpen! Ik zat voorin naast de piloot en de twee anderen achterin de machine hadden niets in de gaten. De piloot met de bril met jampotglazen besloot te gokken en zette tot grote schrik van Dos de landing in zo’n 20 meter van de airstrip. Daarbij onthoofde hij eerst twee bomen, dook daardoor nog sneller met de neus naar beneden, brak zijn landingsgestel en een vleugel en de propeller. Na 100 meter doorglijden en Dos achter het vliegtuig aanrennend, ervan overtuigd dat wij ernstig gewond of dood waren, zei de piloot “so… we are there…!”. Dit was op 10 juni, mijn verjaardag! Het vliegtuig was total-loss!

Gelukkig heb ik ongedeerd nog heerlijk portretfoto’s van de verschillende indianenstammen kunnen maken, zoals van de Sanema en Yanomami.

 

Spitsbergen

Na alle hitte, insecten en stress in het Amazone regenwoud, werd het weer tijd voor een koude bestemming en dat werd Spitsbergen. Ook weer een geweldig avontuur met schitterende fotomomenten. IJsberen kon je alleen fotograferen vanaf het schip, de ijsbreker Kapitan Molchanov. We konden gelukkig 24 uur per dag fotograferen. Het was juni en dus Arctische zomer, waarin de zon nooit helemaal ondergaat.

Al wandelend konden we ook tot vlak bij walrussen komen. Wat een machtige dieren. Ze waren totaal niet bang voor ons en ook niet vijandig naar ons toe. Onze warme poolkleding was enigszins overbodig en de gevolgen van klimaatverandering waren hier goed voel- en zichtbaar. Hevig smeltende gletsjers en door onze gids getoonde beelden hoe het nog niet zo lang geleden was, waren zeer indrukwekkend.

Zo hebben we in 50 jaar zo’n 90 verschillende stammen bezocht waarvan bij de meeste mensen de oorspronkelijke klederdracht, beschildering en sieraden plaats hebben gemaakt voor spijkerbroeken, smerige T-shirts, westerse jurken en plastic sieraden.

Fotografie heeft mijn leven zeker in positieve zin veranderd! Mijn vader was een goede amateurfotograaf en als hij nog geleefd had was hij zeker heel trots op mij geweest!

Bertie Winkel september 2021