Lac, Bonaire – Kraamkamer tussen zeegras en mangroves
Ik snorkel tussen de wortels van de rode mangrove (Rhizophora mangle). Op de bodem ligt een dikke laag sediment, gevormd door de langzaam rottende mangrovebladeren. Hier en daar stijgen gasbellen op. Zelden had ik zo veel zicht onder water; overal zie ik juveniele visjes tussen de met algen begroeide wortels, die van boven water met sierlijke bogen hun weg naar de onderwaterwereld zoeken. Deze baby-rifvissen zoeken en vinden bescherming in dit weelderige labyrint. Een enkele keer zie ik ook slakjes op de wortels – juist boven de waterlijn. Op veel plaatsen zijn de mangrovewortels zwaar met roodwieren begroeid, op andere plaatsen uitsluitend met groene algen en wieren; nooit is er een gemengde begroeiing. Ook zijn er plaatsen – vooral waar veel getijdestroming is – waar sponzen vechten om een plaats op de wortels, terwijl elders de platte mangrovemossels de strijd gewonnen hebben.
Ik moet enorm oppassen dat ik met mijn vinnen niet de bodem beroer, want dat veroorzaakt direct een soort zandstorm, die heel lang kan aanhouden. Plotseling zie ik een grijze snapper die goed gecamoufleerd tussen de welig begroeide wortels “hangt”; ik adem juist diep genoeg uit om, dankzij mijn loodgordel met vier kilo, langzaam onder water te verdwijnen. Van te voren heb ik mijn camera (Nikon F5) al ingesteld en zwem dan vrijwel bewegingloos op het dier toe. Op ongeveer 30 cm afstand druk ik op de ontspanknop van mijn onderwaterhuis. Flitsers gebruik ik niet in mijn sprookjesbos, alleen als ik macro fotografeer. Langzaam keer ik terug naar de oppervlakte.
In het open gedeelte is de bodem bezaaid met de op hun kop liggende kwallen, de “upside-down jellyfish” of Cassiopeia. Het is een adembenemend gezicht, al deze kwallen die op hun paraplu liggen met hun tentakels omhoog. Ze bestaan in vele pastelkleuren: allerlei tinten geel tot groen, blauw en wit. Constant pulseren ze, water met voedsel door hun lichaam pompend. Net als bij koralen, hebben de tentakels van de kwallen hun kleur te danken aan hierin (in symbiose) levende algen – zooxantellae. Deze zooxantellae hebben zonlicht nodig om te overleven, vandaar dat de kwallen plaatsen opzoeken waar het water het kalmst en het minst diep is. Slechts zelden ziet men de kwallen zwemmen; alleen wanneer ze verstoord worden zwemmen ze weg. Op dat moment laten ze ook een prikkelende vloeistof los uit hun netelcellen. Dat kan bij sommige mensen vervelende huidirritaties veroorzaken.
Voor de jonge visjes bestaat er geen betere kraamkamer en peuterspeelzaal dan het mangrovewoud; goede bescherming en volop te eten van en tussen de algen. Al gauw komt de tijd dat zij groot genoeg zijn om hun voedsel in de meer open zeegrasweiden te gaan zoeken en uiteindelijk zullen zij als zij uitgegroeid zijn, definitief naar het koraalrif emigreren! In de zeegrasvelden loert al heel wat meer gevaar dan tussen de wortels van de mangroves. Hier wachten de meestal ook nog onvolwassen roofbaarzen, de barracuda’s en de zeesnoeken op de onervaren kleuters. De barracuda heeft zijn naar achteren gerichte tanden als wapen, terwijl de zeesnoek zijn prooi met grote kracht naar binnen zuigt.
Op een oppervlakte van nauwelijks acht vierkante kilometer demonstreert de lagune Lac met zijn zeegrasvelden en het achter het barrièrerif gelegen koraalrif, het geniale samenspel van deze ecosystemen. Hier groeien de telgen van ontelbare vissoorten, waardoor het belang van de mangroves voor het leven op het koraalrif veel groter is dan men altijd gedacht heeft.
Door hun aanpassing aan zout- èn brakwater, kunnen deze bijzondere bomen leven en overleven op plaatsen waar normale planten geen schijn van kans hebben. Tropische kusten, lagunen en binnenzeeën zijn hun verspreidingsgebied. Vaak ook riviermondingen die als opvangbekken voor zoetwater en sedimenten fungeren. De belangrijkste voorwaarde voor een gezonde mangrovepopulatie is een ondiep kustgebied met duidelijke getijden. Van de acht soorten mangroves die in het Caribisch gebied voorkomen, zijn er vier in Lac te vinden: de rode, de witte en zwarte mangrove en de grijze mangel, die eigenlijk geen echte mangrove is omdat de karakteristieke adem- of luchtwortels ontbreken. De rode mangrove is gemakkelijk aan zijn bruinrode elegant gebogen, uit de stam groeiende wortels te herkennen. Hieruit groeien steeds weer nieuwe wortels, zodat het mangrovegebied zich geleidelijk uitbreidt en zo een wirwar van wortels vormt die de getijdestromen vertragen en het vasthouden van slik en bladafval bevorderen. Bacteriën zorgen voor de vertering van de op de bodem vallende bladeren en het dode hout en gebruiken daarbij een groot deel van de zuurstof die in de modderlaag doordringt. Hierdoor is de modder anaëroob, waardoor de mangrovewortels het zonder de levensbelangrijke zuurstof moeten stellen. Om niet te stikken, hebben de wortels aan hun oppervlakte speciale cellen die als sluizen functioneren; zij laten lucht de wortels binnendringen, maar blokkeren bij vloed de toestroom van zoutwater. Op deze manier worden de wortels uitstekend van lucht voorzien. Zelfs de fijne uiteinden van de steltwortels die voor de verankering zorgen en tevens voedingsstoffen en water opnemen, bevatten nog een luchtvolume van 40%, waarvan het zuurstofaandeel 16% bedraagt!
De witte mangrove (in het Engels Black Mangrove) (Avicennia germinans) lost het zuurstofprobleem anders op; vanaf de hoofdstam vertrekken horizontale wortels die dunne wortels verticaal de grond in sturen, maar tegelijk ontspringen ook dunne zogenaamde pneumatoforen die loodrecht omhoog groeien. Deze 30-40 cm hoge wortels verzorgen de horizontale wortels met lucht. De omvang van dit “snorkelsysteem” is enorm: één boom van 2 tot 3 meter hoog, heeft meer dan 10.000 pneumatoforen! Bij veel mangrovesoorten hangt het van de zuurstofconcentratie in de modderige bodem af, hoeveel luchtkanaaltjes zich in de wortels ontwikkelen: bevat de bodem toch nog wat zuurstof, dan is er minder noodzaak om extra veel zuurstofvoorzieningen te treffen.
Ook de manier waarop mangroven het probleem van het zeezout aanpakken is uniek. Normaal gesproken bevat zeewater een concentratie van 30 tot 33 promille; dat wil zeggen, dat in 1 liter zeewater 30 – 33 gram zout opgelost is. In de mangrovebossen is het zoutgehalte echter nog veel hoger en kan 80 promille of zelfs hoger zijn! Dit komt door de sterke verdamping als gevolg van de intensieve zonnestraling en door de – door het sediment en de wortels – beperkte zeewatertoevoer. Voor de meeste soorten planten is zelfs een zeer geringe zoutconcentratie dodelijk, maar de mangrovewortels filteren het zout voor een groot deel uit het zeewater. Toch is dan de zoutconcentratie in de planten nog te hoog en moeten zij verschillende trucks toepassen om het zoutgehalte tot onder de 3 promille te reduceren. Afhankelijk van hoe dit doel bereikt wordt, onderscheidt men actieve uitscheiders en passieve accumuleerders. Tot deze laatste groep behoren de rode mangroven; zij verzamelen het zout in hun bladeren, die zij dan als de concentratie te hoog wordt afwerpen! Daarom zijn de bladeren vaak met een witte zoutlaag bedekt, als zij tenminste niet net door regen en wind schoongemaakt werden. Actieve uitscheiders zoals de witte mangroven, hebben een hogere zoutconcentratie in hun plantensap. Speciale kliertjes in de bladeren onttrekken het zout aan het sap en scheiden het aan het bladoppervlak uit. Afhankelijk van hoe goed de mangroven met het ongewenste zout kunnen omgaan, kiezen zij hun standplaats. De minder zouttolerante rode mangroven groeien in Lac direct aan de waterkant en langs de getijdekanalen. Daar is het zoutgehalte ongeveer even hoog als in de zee. Meer landinwaarts – meestal ook in ondieper water – domineren dan weer de witte mangroven, omdat daar het zoutgehalte hoger is.
Ook de groei van de mangroven is van het zoutgehalte afhankelijk. Hoe hoger het zoutgehalte, hoe kleiner de bomen blijven. Dwerggroei kan natuurlijk ook door voedselgebrek of bodemvervuiling optreden.
Tropisch zeewater bevat weinig stikstof- en fosfaatverbindingen, die voor de plantengroei nodig zijn; daarom spelen de in de mangrovegebieden aanwezige cyanobacteriën een zeer belangrijke rol. Deze bacteriën binden atmosferische stikstof met behulp van zonne-energie en scheiden deze dan uit! Hierdoor wordt het voedselaanbod belangrijk vergroot. Bacteriën zijn ook nog op een andere manier een belangrijk element aan de basis van de voedselketen van de samenspelende levensruimten van mangroven, zeegras en koraalrif. Zij verteren namelijk de mangrovebladeren die in de lagune vallen en vergroten zodoende hun voedingswaarde aanzienlijk. Dat komt dan weer de vele kleine organismen die van de bladeren leven ten goede. Zij verteren ook de op de bladeren levende bacteriën en dienen dan weer als voedsel voor grotere dieren. Ook de in grote hoeveelheden op de steltwortels van de rode mangroven levende algen en wieren, zijn een belangrijke voedselbron voor verschillende vissen en andere dieren. Die worden op hun beurt dan weer door de roofvissen gegeten en zo ontstaat een complex verweven voedselketen.
De zeegrasvelden spelen eveneens een belangrijke rol. Schildpadgras (Thalassia testudinum) is de meest voorkomende soort in Lac, gevolgd door de fijnere halmen van het manateegras en snavelruppia. De concentratie zeegras is het hoogst aan de west- en de noordwestkant. Dit zijn de onderwaterweiden voor de vissen en ook hier is sprake van een zeer complex samenspel tussen allerlei soorten. Zo is het schildpadgras een belangrijk substraat voor microscopisch kleine kiezelalgen en allerlei kleine wervelloze dieren, die als voedsel dienen voor schelpen en zeeëgels. Het totale voedselaanbod van de zeegrasweiden lokt vele gulzige monden uit de mangroven en van het koraalrif. Overdag zijn het vooral de jonge papegaaivissen , de doktersvissen en de babybarracuda’s die op de eettour zijn. Zij zijn in gezelschap van juveniele Franse grommers en blauwgestreepte grommers die eveneens naar hartelust aan de grashalmen knabbelen. Bij zonsondergang is het wisselen van de wacht. Dan rukt de hoofdmacht van de al wat grotere grommers en de snappers op uit de mangroven, terwijl de papegaai- en doktersvissen zich verbergen in de diepere regionen van de lagune. De roofzuchtige grommers en snappers eten hoofdzakelijk garnalen, kreeftjes, kleine schelpdieren, wormen, zeesterren en zeeëgels die op en tussen de zeegrashalmen leven. Daarnaast eten ze ook algen en het zeegras zelf. Kort voor zonsopgang trekken zij zich weer terug in de mangroven. Deze zogenaamde “feeding migrations” volgen meestal vaste routes en kunnen soms wel enkele honderden meters door onbeschermd open water voeren. Om daarbij voor de roofdieren geen al te makkelijke prooi te zijn vormen zij kleine scholen: “safety in numbers”.
Zeegrasweiden en mangroven zijn een perfecte kraamkamer voor een groot aantal soorten rifvissen. Beiden habitats bieden rijkelijk voedsel en vooral schuilplaatsen tegen aanvallen van roofvissen. Dat laatste is vooral belangrijk voor de koraalvissen, want op het rif is de jaagdruk van de roofvissen veel groter dan in de mangroves en op de zeegrasweiden. Door het grote voedselaanbod groeien de vissen in deze kraamkamers ook sneller dan op het rif. Dat heeft grote voordelen, want hoe kleiner een vis is, hoe groter het gevaar! Zijn de vissen eenmaal groot genoeg om de gevaarlijke onderwaterwereld van het koraalrif het hoofd te bieden, dan verhuizen zij naar het koraalrif. Daar veranderen de vissen hun levenswijze volledig, omdat het voedselaanbod op het rif geheel anders is dan in de mangroven en in de zeegrasvelden. De grommers en de snappers jagen nu op grotere schaaldieren en andere vissen; de papegaaivissen en doktersvissen eten weliswaar nog steeds algen, maar geen zeegras meer, dat op het rif immers niet groeit.
De cirkel sluit zich: de in de lagune Lac opgegroeide vissen zijn groot genoeg om op het koraalrif te overleven. Voor een deel worden ze zelf tot roofvis, waarvoor jonge rifvissen moeten vluchten. Maar de volgende generatie blijft weer in de zekere refuge van de lagune met zijn zeegrasweiden en mangroven.
Natuurlijk komen er in de mangroven ook nog veel andere dieren voor, met name vogels. De Caribische flamingo is de grote blikvanger, maar daarnaast leven er verschillende reigersoorten, pelikanen, diverse soorten waadvogels en de reusachtige fregatvogel.
In Lac kan men uitstekend kayakken en zo van veel schoons genieten. Duiken wordt niet aangemoedigd – het zou het ecosysteem te veel belasten. Men zou ook kunnen snorkelen, maar om dezelfde reden wordt ook dit afgeraden. Lopen door het zeegras en op de bodem van de mangroven is zeker verboden; hierdoor wordt ongelofelijk veel leven kapotgemaakt. Respecteer de natuur en geniet vanuit de kayak.
Geraadpleegde literatuur
Nagelkerken, I. (2000). Importance of shallow-water bay biotopes as nurseries for Caribbean reef fishes.
Ditzhuijzen van, J., Dos en Bertie Winkel (2003). Oog op Aruba Bonaire Curaçao – Geschiedenis, cultuur en natuur van de ABC-eilanden