De pelsrobben van Cape Cross
Tekst Dos Winkel
Fotografie Dos en Bertie Winkel
Op elkaar, naast elkaar, over en onder elkaar; zo’n tweehonderdduizend dieren, die liggen te luieren, met elkaar bekvechten of spelen, blaffen, brommen of huilen. De ruwe zee ziet zwart van de pelsrobben (Arctocephalus pusillus pusillus, familie van de Otariidae) die daar hun uit vis, inktvis en schaaldieren bestaande maal vangen. Het water van de Bengaalse Golfstroom dat van Antarctica in noordelijke richting langs de Atlantische Afrikaanse kust stroomt is koud, 10 tot maximaal 15°. Helaas is het niet mogelijk hier te duiken, daar de zee zeer ruw is, het zicht meer dan slecht is en het er barst van de haaien. Vooral in de periode dat de jonge pelsrobben de zee ingaan om zelfstandig naar voedsel te zoeken, hebben de haaien bij wijze van spreken hun vervaarlijke bek maar open te houden…. Toch vallen af en toe ook volwassen dieren ten prooi aan de haaien. Dat hun aanvallen niet altijd succesvol zijn bewijzen de grote wonden en littekens die we bij sommige dieren zien!
Hoe lang op deze plaats al pelsrobben leven is niet bekend, maar het schitterende patina van de roze-bruine en zwarte granietrotsen en losse rotsblokken die hier op het strand liggen, bewijst dat dit waarschijnlijk al vele duizenden jaren het geval moet zijn. De granietrotsen zijn de voorkeursplekjes om heerlijk op te liggen en met het soepele lijf overheen te schuren; zand is natuurlijk ook prettig, maar veroorzaakt veel meer jeuk! Waar we ook kijken, overal zijn er dieren die zich met overgave aan het krabben zijn. De nagels bevinden zich 10 – 15 cm boven het uiteinde van de flippers. Voor een goede krabbeurt gebruik je als pelsrob bij voorkeur je achterflipper. Om dit effectief te kunnen doen, moet het uiteinde van de flipper gebogen worden, zodat de nagels meer uitsteken.
We bevinden ons bij Cape Cross, ongeveer dertig kilometer ten noorden van Hentiesbaai aan de Atlantische kust van Namibië. Cape Cross is de plaats waar in 1486 de eerste Europeaan, de Portugees Diego Cáo, voet aan wal zette en er ter ere van zijn koning, John I van Portugal, een groot granieten kruis plaatste. Diego Cáo maakte in zijn dagboek melding van een grote groep pelsrobben op de plaats waar hij aan land ging.
De pelsrobbenkolonie bij Cape Cross is verreweg de grootste kolonie aan de Atlantisch-Afrikaanse kust. Een veel kleinere broedkolonie bevindt zich in het zuiden van Namibië bij Lüderitz en een groep ten noorden van Cape Cross aan de Skeleton Coast, die daar echter niet broedt.
Sinds jaar en dag bestaat er een conflictsituatie tussen de vissers en de overheid die het Nationale Park Cape Cross beheert. De vissers willen dat de kolonie drastisch gereduceerd wordt, daar de pelsrobben te veel schade aan de visstand zouden aanbrengen, maar ook aan hun netten, daar zij de vangst uit hun netten halen en daarbij vaak de netten beschadigen. Studies hebben overigens aangetoond, dat vissers met hun moderne technieken om vis te lokaliseren en te vangen, meer schade aan de vispopulatie aanbrengen dan de pelsrobben, die ongeveer 8% van hun lichaamsgewicht per dag eten. Veel dieren raken in de netten verstrikt en verdrinken. De voorlopige overeenkomst is dat het aantal pelsrobben stabiel gehouden wordt en dat de vissers met hun schepen uit de buurt van de kolonie blijven. Dit houdt helaas in dat jaarlijks, in de periode van augustus tot midden november rond de 25.000 dieren gedood worden! Bezoekers mogen voor 10.00 uur ’s morgens het park niet betreden, daar in de vroege ochtend de dieren gedood worden. Op mijn vragen aan een van de Rangers hoe geselecteerd wordt en hoe de dieren gedood worden, kreeg ik geen antwoord. Mijn search op Internet gaf uiteindelijk het antwoord. Een artikel van Magnus Sander in het tijdschrift High North News, no. 10, mei 15, 1995, met de titel “The Namibian Seal Harvest” (De Namibische Pelsrobben Oogst) vermeldt dat de “oogst” uit twee groepen bestaat: de pups tussen zes en tien maanden oud en de grote oudere mannetjes. De pups worden doodgeknuppeld, terwijl de mannetjes worden doodgeschoten met een geweer met geluidsdemper om de andere dieren niet af te schrikken. Sander schrijft: “Deze slachtmethode is de meest efficiënte en humane die ik ken, hoewel het de hersenen uit de neusgaten zien vliegen bij het doodschieten, bepaald geen prettig gezicht is!” “Het vlees van de gedode dieren wordt gedroogd en voor menselijke consumptie gebruikt, tot beendermeel verwerkt om als veevoer verkocht te worden en vers vlees wordt aan wildparken verkocht als voer voor de carnivoren. Van de huiden worden schoenen, tassen en andere producten gemaakt. De penissen worden naar het verre oosten geëxporteerd waar zij worden gedroogd en als potentieverhogend middel worden verkocht….”
En allemaal omdat de vissers de rest van die enorme oceaan niet groot genoeg vinden…!? Walgelijk!
Pelsrobben lijken op zeehonden, maar zijn duidelijk te herkennen aan hun kleine spitse oortjes, terwijl zeehonden alleen een uitwendige gehoorsopening hebben. Hun voornaamste voedsel bestaat uit kleine vissoorten die kennelijk juist op deze plaats in de Bengaalse Golfstroom in zeer grote hoeveelheden voorkomen. Masbankers (Trachurus trachurus) en pelsers (Sardinops ocellata) vormen 50% van het dieet. Pijlinktvis, octopus en andere inktvisachtigen zijn ook zeer belangrijk (37%), terwijl kreeften en andere schaaldieren 13% uitmaken. Jonge dieren slikken ook veel steentjes en gravel van de zeebodem, waardoor ze zwaarder zijn en gemakkelijker onderwater kunnen blijven. De pels van deze robben heeft een dikke laag bont onder de lange ruwe beschermharen. De buitenste laag wordt nat in het water, maar de bontlaag blijft droog. In deze laag zit ook lucht die voor een goede isolatie in het koude water zorgt. Ook de onderhuidse speklaag helpt eraan mee, dat deze warmbloedige dieren met een lichaamstemperatuur van 37° Celcius, het zeer lang in het water kunnen uithouden. Veel dieren blijven enkele dagen in zee, alvorens weer het land op te zoeken.
De eerste keer dat wij de kolonie bezoeken is begin november, de tijd dat de eerste pups geboren worden. Deze periode strekt zich uit tot ongeveer half december. Op dat moment zijn er heel wat volwassen mannetjes – stieren – die rond half oktober hun meer zwervende bestaan onderbreken en aan land komen om gedurende zes weken al hun energie in het vormen en verdedigen van een harem te steken. Dit kost zoveel energie dat zij ongeveer de helft van hun gewicht verliezen. Het gemiddelde gewicht van een volwassen mannetjes pelsrob is 187 kilo, maar aan het begin van het broedseizoen eten zij zoveel, dat door de toegenomen speklaag, het gewicht stijgt tot gemiddeld 360 kilo! Door al het vechten en paren, is hun volledige voedselreserve verbrand en zijn zij weer op hun oorspronkelijke gewicht.
Het is een spectaculair gezicht, al die kolossale stieren die constant met elkaar overhoop liggen om hun dominante positie te verdedigen. Een harem bestaat uit vijf tot vijfentwintig vrouwtjes! Het lijkt wel alsof elk dier wat te zeggen heeft en het is dan ook een oorverdovend lawaai. De eerste jongen zijn inmiddels geboren en elk jong herkent zijn moeder aan haar roep en omgekeerd. Wanneer er zoveel dieren zijn, wordt het fotograferen er niet gemakkelijker op. Overal gebeurt immers wel wat. We besluiten om ons steeds op enkele dieren, of op één groep te concentreren, zodat we niet steeds achter de feiten aanlopen. Lang niet alle pups overleven; op het land vallen veel dieren ten prooi aan de hyena’s en jakhalzen, die altijd in de nabijheid van de kolonie vertoeven. Later, wanneer zij het water ingaan, zijn er de haaien! Maar ook hun eigen soortgenoten zorgen voor heel wat leed bij de kleintjes. Zo kan het gebeuren dat territoriumgevechten tussen twee mannetjes, paniek in de groep veroorzaken, waardoor pups eenvoudig weg verplettert worden door in paniek wegstuivende volwassen vrouwtjes.
Een grote meeuw doet zich tegoed aan een dode pup als een stier naderbij komt. De meeuw doet eerbiedig enkele stappen naar achteren, terwijl het reusachtige mannetje het dode diertje besnuffelt. Dan draait hij zich om en laat de meeuw zijn opruimwerk verrichten. Even later wordt de meeuw opnieuw lastig gevallen, maar nu door een jakhals. Deze keurt de meeuw geen blik waardig en neemt direct bezit van de dode pup. Geen enkele pelsrob is overigens van de aanwezigheid van de jakhals onder de indruk. Deze aaseters doen gewoon nuttig werk!
De vrouwtjes pelsrobben baren slechts één jong. Bij de geboorte wegen pups tussen de 4,5 en 7 kilo en hebben zij een zwart-glanzend velletje. Binnen een uur na de geboorte gaan zij bij hun moeder drinken. De eerste dagen verlaat de moeder haar jong niet, maar daarna gaat zij terug naar zee om zichzelf te voeden. De pups van verschillende moeders van dezelfde harem blijven dan dicht bij elkaar. Wanneer de pups vier tot vijf maanden oud zijn verandert hun zwarte kleur in de olijf-grijze kleur van de volwassen dieren. De pels is weer bijna zwart, wanneer een dier net uit het water komt. In deze periode gaan de jongen in de getijde poelen zwemmen en vooral spelen en leren zij hun eerste vaste voedsel te vangen, met name kleine visjes en schaaldieren. Zijn ze eenmaal ongeveer zeven maanden, dan kunnen ze al drie tot vier dagen in zee blijven! Ze blijven bij hun moeder drinken totdat ze ongeveer een jaar oud zijn en de moeder een volgend jong baart.
De vrouwtjes – ook koeien genoemd – worden door de stieren bevrucht binnen een week na de geboorte van een pup. Het bevruchte eitje blijft gedurende drie maanden onveranderd, waarna de groei begint. Net als bij mensen duurt de zwangerschap ongeveer negen maanden.
Ons tweede bezoek aan de kolonie was in juni. Op dat moment bestond de groep vrijwel uitsluitend uit moeders met zeven á acht maanden oude pups. De dieren zijn dan gemakkelijk tot op enkele meters te benaderen. Wanneer je rustig blijft zitten, zal een enkel dier zelfs nieuwsgierig tot op ongeveer twee meter naderen, om echter bij de minste beweging weer om te keren. Zoals altijd is het lawaai oorverdovend en de stank enorm, hoewel na enkele minuten beide al niet meer opvallen. Het is nu winter, maar minder koud dan de vorige keer, dankzij het feit dat er veel minder wind is. Zoals meestal aan de namibische kust laat de zon zich pas later op de dag zien en blijft de lucht vrij bedekt tot na het middaguur, hetgeen voor fotografie ideaal is.
Het is moeilijk afscheid nemen van deze dieren met hun ontroerend lieve gezichten.