De onderwaterwereld van de Nederlandse Antillen en Aruba
Hoewel alle eilanden van de Nederlandse Antillen in de Caraïbische zee liggen, waar het water vrijwel overal een temperatuur heeft die varieert tussen de 25 en 29° Celcius, zijn er toch vrij grote verschillen voor wat de onderwaterflora en fauna betreft. Deze verschillen hebben vooral te maken met de geografie, de geologie en de lokale industrieën.
De Eilanden Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius liggen “boven de wind”, hetgeen impliceert dat – vooral in de zomerperiode – de beruchte stormen en orkanen kunnen voorkomen, hetgeen ook voor de tropische koraalriffen gevolgen heeft. De koralen, sponzen en andere bewoners van het koraalrif hebben zich in de loop der miljoenen jaren aan de klimatologische omstandigheden aangepast. De zogeheten “Benedenwindse Eilanden”, Aruba, Curaçao en Bonaire (van west naar oost), hebben veel minder te lijden, daar tropische stormen hier slechts zelden voorkomen.
Geologisch gezien zijn er met name tussen Saba en Sint Eustatius enerzijds en de overige eilanden van de Nederlandse Antillen en Aruba anderzijds, grote verschillen in die zin, dat Saba en Sint Eustatius vulkanische eilanden zijn, terwijl de andere eilanden vooral uit fossiel koraalsediment bestaan. De zeebodem is er op sommige plaatsen bezaaid met grote lava-rotsblokken, het zand is donker van kleur (lavazand) en op sommige plaatsen is er nog altijd lichte vulkanische activiteit. Tot zover betreft het de geografische en geologische, dus de natuurlijke verschillen. Problematisch wordt het wanneer het gaat om de lokale industrieën. Aruba is grote delen van de oorspronkelijk prachtige intacte koraalriffen kwijtgeraakt door vervuiling van onder andere de lokale olie-industrie. Ook Curaçao heeft momenteel ernstige problemen als gevolg van verontreiniging van het zeewater door de lokale industrie, maar ook door de lozing van rioolwater. In hoge concentraties bevat dit voor koraal dodelijke stoffen, waardoor de koraalpoliepen afsterven en algen de dode koralen gaan overwoekeren.
In Bonaire is de situatie minder verontrustend, maar ook hier zijn er al grote delen van het koraalrif waar de gevolgen van het afvalwater zichtbaar zijn. Ook de zogenaamde septische putten die de hotels en vele privéwoningen hebben, brengen geen oplossing, daar het afvalwater via het poreuze gesteente uiteindelijk toch weer in zee komt. De enige oplossing is het aanleggen van een rioleringssysteem uitmondend in een goed afvalwater verwerkingssysteem. Het is dus zaak om met grote spoed de reeds jaren in de kast liggende plannen te realiseren, doch dit kan alleen met financiële hulp van de Nederlandse regering.
Viervijfde van de wereld bestaat uit water; de gezondheid van onze zeeën is bepalend voor de gezondheid van alle landbewoners. Helaas worden de Oceanen door velen als “oneindige afvalput” gezien; een vorm van struisvogelpolitiek, onder het mom van “wat we niet zien, kan ook geen kwaad aanrichten”.
Gelukkig beginnen steeds meer mensen zich te realiseren dat een schoon milieu een absolute noodzaak is om op de lange duur te kunnen overleven. Organisaties als bijvoorbeeld Greenpeace en het Wereld Natuur Fonds zijn hier de gangmakers, maar vele regeringen luisteren steeds beter naar wat deze “groene” groeperingen te melden hebben. Over de hele wereld zijn talloze voorbeelden te vinden van koraalriffen die door toedoen van menselijke activiteiten volledig zijn verdwenen. Op veel plaatsen in Indonesië zijn er alleen nog maar koraalriffen rond de kleinere eilanden. Op de grote eilanden is door ontbossing en de daardoor ontstane losse grond die tijdens de regenperiode via de rivieren of direct naar zee afgevoerd wordt, in korte tijd de zee van transparant tot een bruine massa verworden, waardoor de koraalriffen afstierven. In Thailand zijn op de plaatsen waar ongerepte zandstranden lagen tientallen hotels gebouwd die direct op zee afwateren. Om nu nog koraalrif te kunnen zien moet men in plaats van de zee inlopen, met een boot een uur varen… In Frans Polynesië zijn het de atoomproeven, elders kernafval en weer elders is het vissen met dynamiet debet aan het einde van de koraalriffen.
Het verdwijnen van één diersoort heeft vaak grote consequenties voor andere diersoorten. Zo heeft bijvoorbeeld ook de meedogenloze jacht op haaien grote gevolgen: door het verdwijnen van bepaalde haaiensoorten, zoals in de Stille Oceaan op verschillende plaatsen het geval is, kunnen de vissen die normaal gesproken tot het haaiendieet behoren, zich onbeperkt voortplanten. Daar er nu te veel van deze vissen zijn, vermindert het aantal vissen dat weer op hun menu staat. Nu zijn dat juist weer dieren die er voor zorgen dat er niet te veel algen op de koralen gaan groeien, waardoor uiteindelijk hele riffen veralgen en sterven. Dit is slechts één voorbeeld, maar zo zijn er vele te noemen. Zelf heb ik met verachting gezien hoe haaien gevangen worden, levend van hun vinnen ontdaan worden en stuurloos weer in zee gesmeten worden om daar een verschrikkelijke dood te sterven. En dat alleen maar omdat “de mens” haaienvinnensoep op zijn menukaart wil hebben….
Gelukkig zijn er ook nog goede berichten; ondanks de eerder beschreven negatieve feiten is de situatie in de Caribische Zee zo slecht nog niet. Wanneer nu de milieubewuste eilandsregeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba samen met de Nederlandse overheid de handen in elkaar slaan en de broodnodige maatregelen nemen, dan kunnen onze kinderen, klein- en achterkleinkinderen evenzeer als de huidige generatie genieten van al het schoons dat zich onder het wateroppervlak bevindt.
Zoals de naam “koraalrif” al zegt, is koraal de hoofdbewoner van het rif. Koralen zijn in vele families en soorten onder te verdelen, de belangrijkste hiervan zijn de steenkoralen, de zachte koralen en de waaierkoralen. Alle koralen zijn dieren, hoewel vele soorten er als planten uitzien! Het kenmerk van de steenkoralen is, dat het “skelet” wordt gevormd door de kalkafzettende koraalpoliepen. Wat men in feite ziet, is een massieve dode kern, met aan de oppervlakte de levende koraalpoliepen. Van de steenkoralen komen er in de Caribische Zee al een kleine zestig soorten voor. Het kenmerk van de zachte koralen is, dat deze er heel sterk als planten uitzien. Onder water bewegen zij in de stroming als planten in de wind. Toch zijn ook dit dieren, evenals de vertegenwoordigers van de derde groep, de waaierkoralen. Door de koraalpoliepen aan te raken beschadigt de slijmlaag van de diertjes en zullen zij uiteindelijk sterven. Helaas is dat bij vele duikers en snorkelaars niet bekend, waardoor er als gevolg van onwetendheid schade aan de riffen ontstaat. Het ergst zijn de duikers die handschoenen dragen, opdat zij hun handen niet beschadigen bij het aanraken van de koralen…!
In feite zijn alle koralen wit, maar in de poliepen bevinden zich ééncellige algen, Zooxantellae, deze algen, die van groot belang zijn bij de vorming van bepaalde voedingsstoffen voor de koraalpoliepen, geven de poliepen hun bruine of gelige kleur. Wanneer door bepaalde redenen de algen in de poliepen sterven (dit gebeurt soms wanneer gedurende een bepaalde periode de temperatuur van het zeewater boven de 29° Celcius uitkomt), dan verbleken de koralen en worden uiteindelijk spierwit. Dit fenomeen staat bekend als “bleaching”.
Andere belangrijke bewoners van het koraalrif zijn sponzen, wormen, zakpijpen, schelpen, naaktslakken (in feite zijn dit schelpdieren zonder huis), zeesterren, zee-egels, krab- en kreeftachtigen, anemonen en – natuurlijk – de vissen. Zonder uitzondering zijn dit allemaal dieren. Planten komen op de tropische koraalriffen veel minder voor; de bekendste soorten behoren tot de wieren en algen. Duikers en snorkelaars die het koraalrif kunnen bewonderen, zien dat vrijwel elk plekje gebruikt wordt. Zodra een dier sterft, neemt een ander dier zijn plaats in; zo gebeurt het vaak dat op een dode plek van een steenkoraal een spons groeit, of zich kokerwormen vestigen.
Wie zich met mariene biologie bezig houdt, raakt gefascineerd door de ingewikkelde relaties tussen de verschillende dieren van het rif. Sommige jonge vissen fungeren als schoonmakers: zij bieden hun diensten aan andere vissen aan en bevrijden deze van lastige parasieten door ze op te eten. Zodra zij volwassen zijn, gedragen zij zich als “normale” vissen en behoort het parasieten-eten tot het verleden. Andere vissen, meestal kleine grondels, blijven hun leven lang “poetsvissen”. Ook de in sommige soorten anemonen levende garnalen zijn poetsers; zij laten door middel van bepaalde bewegingen van hun “voelsprieten” aan vissen weten dat ook zij uitstekende parasieten-eters zijn. Tegelijkertijd bestaat er een symbiotische relatie met de giftige anemoon: de garnaal kan ook kleine visjes lokken die, wanneer zij te dicht bij de anemoon komen, door de giftige tentakels verlamd worden en door de anemoon gegeten worden. De garnaal eet dan weer de restjes van het anemonenmaal! Deze vorm van symbiose wordt mutualisme genoemd; zowel de “gastheer” (de anemoon) als de “gast” (de garnaal) hebben profijt van hun relatie. Ondervindt de gastheer alleen maar schade van zijn gast, dan is er sprake van parasitisme. Profiteert alleen de gast, dan wordt dat commensalisme genoemd. Ook sommige zee-egels en verschillende leden van de zeesterrenfamilie, zoals de fascinerende veersterren hebben vaak minuscuul kleine garnaaltjes en kreeftjes die op hun gastheer leven. Deze garnaaltjes zijn meestal zo klein dat zij met het blote oog nauwelijks te zien zijn, vooral ook omdat zij dezelfde kleur hebben als hun gastheer. Hier is sprake van commensalisme; de garnaaltjes “stelen” het voedsel dat via de armen van de veerster naar de mond getransporteerd wordt. De gastheer heeft hier uiteraard geen voordeel van. Daar de wetenschap nog niet veel kennis bezit over veersterren en hun gasten, is het vooralsnog onduidelijk of er misschien niet toch nog een voordeeltje voor de gastheer bestaat en er dus misschien wel sprake is van mutualisme.
Een ander “wonder” betreft de kleuren van de vissen. Waarom hebben sommige dieren zulke felle kleuren in de meest fantastische motieven? Hierover zijn boeken vol geschreven, maar het blijft vooralsnog in de meeste gevallen bij veronderstellingen.
De wetenschap der mariene biologie is eigenlijk van recente datum; het is pas na de veertiger jaren van de twintigste eeuw, door de uitvinding van de duikfles met ademautomaat, dat de mens in staat is onder water onderzoek te verrichten, hetgeen vaak tot andere waarnemingen leidt dan onderzoek naar diergedrag in een aquarium.
Iedereen die snorkelend of duikend de onderwaterwereld van de Caribische Zee kan verkennen is een bevoorrecht mens.
Beschrijving van de foto’s
De “dori”, de enige kikkersoort van de Benedenwindse Eilanden
De “dori” is een padachtig kikkertje dat op de drie Benedenwindse Eilanden voorkomt. Oorspronkelijk kwam het diertje alleen op Aruba voor, maar met zandexport naar Curaçao en Bonaire rond 1910, werd het slechts 5 cm grote kikkertje daar geïntroduceerd. Zoals de meeste kikkers functioneert ook deze soort alleen wanneer het vochtig is. Wanneer het flink geregend heeft verlaten de kikkers massaal hun schuilplaatsen in de grond en onder stenen en verzamelen zich in de juist ontstane plassen. De mannetjes geven daar ’s avonds en ’s nachts luidruchtige kwaakconcerten. In de meestal korte natte perioden planten zij zich voort. De kikkervisjes komen al na 24 uur uit de kikkerdril en ontwikkelen zich binnen een week tot kleine kikkertjes. In de natte tijd voeden zij zich met insecten en larven, om zich daarna soms wel een jaar in hun schuilplaatsen op te houden.
Curaçao
- Sleepbootwrak bij de ingang van de Caracasbaai
Een van de – zowel door duikers als snorkelaars – meest bezochte plaatsen in het Onderwater Park van Curaçao, is het wrak van een slechts op zes meter diepte liggende sleepboot. Het wrak ligt ten zuiden van de hoofdstad Willemstad, vlak bij de ingang van de Caracasbaai. Het alleen per boot bereikbare wrak behoort tot de mooist begroeide wrakken van het Caribisch gebied. Overal groeien prachtige sponzen en zachte koralen, maar aan de romp groeien ook mooie steenkoralen. De stuurhut is van binnen overdekt met de oranje op anemonen lijkende poliepen van het roosjeskoraal (Tubastrea coccinea). Het wrak is eigenlijk een rif op zich, want behalve dat het prachtig begroeid is, verzamelen zich hier ook groepen vissen, terwijl verschillende murenen zich overdag onder de romp schuilhouden om ’s nachts op jacht te gaan. Voor een nachtduik is het wrak dan ook zeer geschikt.
- Bergsterkoraal (Montastraea annularis) begroeid met spiraal-kokerwormen (Spirobranchus giganteus)
Sterkoraal behoort tot de groep van de harde koralen. Dit zijn dieren die tijdens hun leven kalk afscheiden en zo een omhulsel vormen, waarbinnen zij overdag vertoeven, om ’s nachts te voorschijn te komen om met hun armen plankton te vangen. Op het koraalrif wordt elke centimeter gebruikt door dieren die zich niet kunnen verplaatsen, zoals koralen, sponzen, algen, maar ook wormen, zoals de spiraal-kokerwormen. Deze diertjes bevinden zich in een harde uit kalk gevormde koker. Met het voor ons zichtbare deel, bestaande uit twee aanhangsels, vangt het dier plankton. Bij een te dichte nadering door een ander dier, of bijvoorbeeld door een duiker of snorkelaar, trekt de worm zijn vangorganen razendsnel terug in zijn koker. Door zijn gelijkenis met een kerstboom, wordt deze worm in het Engels “Christmas Tree Worm” genoemd.
- Koper bijlbuikvissen (Pempheris schomburgki) in de “Mushroom Cave”
Koperbijlbuikvissen houden van een donkere omgeving en leven daarom in grotten, scheepswrakken of onder grotere steigers. Overdag leven zij in grotere groepen bij elkaar, om ’s nachts solitair te gaan jagen. De hier gefotografeerde groep leeft in de “Mushroom Cave”, genoemd naar de paddestoelachtig gevormde koraalformaties die hier vlakbij liggen. Voor duikers die de grot in willen om deze bijzondere vissen te fotograferen, is het belangrijk te weten dat de waterbeweging in de grot meestal vrij heftig is, en dat men gemakkelijk tegen het dak van de grot aangesmeten kan worden.
- Pepermunt grondel (Coryphopterus lipernes) op groot sterkoraal (Montastrea cavernosa)
De oplettende duiker en snorkelaar zal zien dat er op de koralen en sponzen vrijwel overal leven is; kleine visjes en garnaaltjes – meestal in dezelfde kleur als de koralen of sponzen waarop zij leven – gebruiken hun gastheer als leef- en jachtgebied. De hier afgebeelde 2-3 cm grote pepermunt grondel leeft van plankton en minuscule diertjes. Hij is vooral herkenbaar aan de metallic-blauwe kleur boven de ogen.
Sterkoraal behoort tot de steenkoralen. De poliepjes trekken zich overdag terug in hun kalkstenen huisjes, om ’s nachts tevoorschijn te komen om plankton te vangen.
- Gevlekte schoonmaakgarnaal (Periclimenes yucatanicus) in reuzenanemoon (Condylactis gigantea)
De gevlekte schoonmaakgarnaal leeft in symbiose met de giftige reuzenanemoon. Het kleine – voor het gif immune – garnaaltje heeft twee lange voelsprieten, waarmee het vissen lokt die last hebben van parasieten. Het diertje kruipt dan op de vis en ontdoet deze van zijn lastige parasieten, vandaar de naam schoonmaakgarnaal. De garnaal kruipt zelfs in de bek van grote roofvissen, zonder dat er gevaar voor zijn leven bestaat. Ook krijgt de binnenzijde van de kieuwen gewoonlijk een goede schoonmaakbeurt. Kleine visjes worden listig zo dicht naar de anemoon gelokt, dat deze in aanraking komen met de giftige tentakels, waardoor zij verlamd raken. De anemoon eet het visje en de garnaal krijgt de restjes.
Bonaire
- Wrak van de Hilma Hooker met paarse buisspons (Aplysina archeri)
In 1984 vond de douane een lading marihuana aan boord van de in de haven van Kralendijk gelegen Hilma Hooker. De boot werd in beslag genomen en men besloot het schip te laten zinken ter hoogte van het dubbelrif aan de zuidwestkust van Bonaire. Het wrak ligt op zijn zij op een diepte van 30 meter. Sindsdien heeft Bonaire een wrak dat voor duikers gemakkelijk bereikbaar is. Het andere wrak, dat van de Windjammer ligt namelijk op een diepte van ruim 60 meter.
Het heeft lang geduurd voordat de natuur bezit nam van het wrak, maar geleidelijk ontstaat meer en meer begroeiing van koralen en sponzen. Op de foto is een fraaie paarse buisspons (Aplysina archeri) zichtbaar. Deze spons komt op de riffen van Bonaire veel voor en behoort tot de een van de mooiste soorten van de familie van deze primitieve diersoort.
- Gekroonde engelvis (Holacanthus ciliaris)
Zonder twijfel is de gekroonde engelvis de mooiste vertegenwoordiger van de familie der engelvissen. Boven op zijn kop heeft het dier een “kroon” waaraan het zijn naam dankt. Meestal zwemt deze vis solitair, maar een enkele keer ziet men ook een paartje. In tegenstelling tot zijn familielid de franse keizersvis die erg nieuwsgierig is, is de gekroonde engelvis eerder wat schuw. Wie echter geduld heeft en de vis niet achtena zwemt, zal zien dat dit fraai gekleurde dier vaak toch even achterom kijkt en zelfs terugzwemt. Het voedsel van deze vis bestaat voornamelijk uit sponzen.
- Blauwe rifbaars (Chromis cyanea)
De blauwe rifbaars behoort tot de grote familie der rifbaarzen of juffertjes. De meeste vertegenwoordigers van deze familie verdedigen hun territorium fanatiek tegen indringers, ook wanneer deze zeer groot zijn, zoals duikers! De blauwe rifbaars past hier qua karakter niet echt bij, daar hij absuluut niet agressief is. In tegenstelling tot de meeste van zijn familieleden, leeft deze vis in groepen, die soms wel uit honderden exemplaren kan bestaan. Als duiker kan men deze schitterend blauwe diertjes zeer dicht benaderen. Fotograferen is dan weer een stuk moeilijker, daar zij zeer beweeglijk zijn.
- Zeilvin snoekslijmvis (Emblemaria pandionis)
Wie naar Klein Bonaire gaat, kan daar op verschillende plaatsen op de ondiepe zandbodem een unieke slijmvissoort vinden, de zeilvin snoekslijmvis. Het slechts 3 cm grote visje heeft zijn naam te danken aan het feit, dat het mannetje een zeer grote rugvin heeft, die echter maar sporadisch wordt uitgezet. Vooral bij het “indruk maken op een vrouwtje” zal deze “zeilvin” gebruikt worden. Deze slijmvisjes leven hun hele leven, zoals vele van hun soortgenoten, in een klein holletje, waar zij gedurende enkele seconden alleen uitkomen om voedsel te vangen, om dan direct weer – achterstevoren – in hun holletje terug te keren. Ook verlaten zij hun veilige schuilplaats wanneer het gaat om “belangrijke zaken”, zoals vechten en paren.
- Zandduiker (Synodus intermedius)
De zandduiker, ook wel hagedisvis genoemd vanwege zijn hagedisachtige kop, vertrouwt volledig op zijn camouflage wanneer hij zich in het zand verstopt. Het enige dat dan opvalt zijn de prachtig “geïrriseerde” ogen. Het is een echte rover; zwemt de uitgezochte lekkernij voorbij, dan hapt hij met zijn met scherpe tandjes uitgeruste bek razendsnel toe. Daar deze vis geen zwemblaas heeft en daardoor over een beperkt drijfvermogen beschikt, kan hij slechts korte afstanden zwemmen.
Aruba
- Gele zeebarbeel (Mulloidichthys martinicus)
Gewoonlijk zweven deze vissen vrij onbeweeglijk in groepen boven het rif. Voor de duiker of snorkelaar zijn zij goed te benaderen, mits men zelf ook nauwelijks beweegt. De duiker kan het best zijn adem inhouden, daar de dieren schrikken van de uitgeademde bubbels.
Onder de kin bevinden zich twee voelsprieten die er toe dienen om het zand om te woelen op zoek naar voedsel, dat uit kleine ongewervelde dieren bestaat, zoals kreeftjes en andere schaaldieren. De Engelse naam “Goatfish”, slaat op de twee opvallende voelsprieten, die overigens meestal alleen tijdens hun speurtochten naar voedsel goed zichtbaar zijn.
- Pauwoogschol (Bothus lunatus)
Razendznel kan de pauwoogschol zich aan zijn omgeving aanpassen; in een onderdeel van een seconde verdwijnen de op deze foto zichtbare blauwe stippen – waaraan het dier overigens zijn naam dankt – om plaats te maken voor beige of zelfs bijna spierwit. Bij dit merkwaardige dier, dat tot de familie der platvissen behoort, bevinden de ogen zich aan de linkerkant van het hoofd, terwijl de mond zich op de normale plaats, dus in het midden bevindt. Dankzij zijn perfecte camouflage is het dier een succesvolle jager. Een prooi kan hij van alle kanten in de gaten houden, want beide ogen kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen, zoals bij een kameleon.
- Geelvin zilvervis (Gerres cinereus)
Deze solitair levende vis is vaak te zien boven een zandbodem of bij plaatsen met zeegras. Hij komt ook voor in mangrovegebieden. Gewoonlijk “zweeft” het zilverkleurige visje met zijn kenmerkende gele buikvinnen vlak boven de bodem, om dan plotseling in het zand of in het water een voor de duiker of snorkelaar onzichtbare prooi te verschalken.
Wanneer een duiker met zijn vingers in het zand graaft, komt het diertje vaak vlakbij om te zien of er iets van zijn gading bovenkomt.
- Roosjeskoraal (Tubastrea coccinea)
Op en in het wrak van de Antilla, een Duits vrachtschip dat in de Tweede Wereldoorlog voor de kust van Aruba zonk, is op de donkere plaatsen overal het feloranje gekleurde roosjeskoraal te vinden. Zodra er te veel licht is trekt de poliep zich terug in zijn oranje kalkstenen kokertje. Met zijn fijne tentakels vangt het diertje plankton, dat naar de zich in het midden van de poliep bevindende mond gebracht wordt. Roosjeskoraal kan oppervlakten van vele vierkante meters bedekken.
- Gewone zeewaaier of Waaierkoraal (Gorgonia ventalina)
Vooral in de zuidoostelijke duikgebieden van Aruba, waar het zicht het best is, zijn prachtige waaierkoralen, zoals de hier afgebeelde, te vinden. Het waaierkoraal behoort tot de groep van gorgonen (Gorgonacea). Dit zijn koralen die een centrale stam bezitten waaraan vele takken zitten. Bij de waaierkoralen is er sprake van een echt netwerk van takken en vertakkingen. Het kalkachtige skelet is bekleed met een soort gelatineachtig materiaal, waarin zich de poliepen bevinden.
Waaierkoraal voelt zich het best thuis in helder water waar enige stroming is.
Saba
- Typische begroeiing van de onderzeese lavarotsen van Saba
Diepwater waaierkoralen (Nicella goreaui) , vele sponzensoorten en diverse andere koralen, vormen het typische beeld van de begroeiing van de onderwater gelegen kolossale lavarotsen. Tussen de rotsen zijn “zandstraten” te vinden. Alles bij elkaar vormt dit ware labyrinthen. Voor de onderwaterfotograaf zijn dit prachtige motieven, die zowel aangeflitst als met natuurlijk licht bijzondere beelden opleveren. Op sommige plaatsen voelt het grijze lavazand op de bodem warm aan als gevolg van vulkanische activiteit.
17 en 18. Getijdepoelen bij Flat Point
Bij Flat Point zijn grillige lavaformaties te vinden. Hier vormen zich zogenaamde getijdepoelen, plaatsen die zich bij hoog water vullen, maar nooit geheel leeg zijn. Deze zoutwatermeertjes zijn kleine paradijsjes op zich. Hier zijn vooral juveniele visjes te vinden, maar ook zeeëgels, chitons, schelpen zoals cauri’s en schaalhorens (Patella’s) en vele kleine koraalkolonies, sponzen en anemonen. Bij laag water is het hier goed vertoeven voor de snorkelaar en de onderwaterfotograaf. Het zijn ideale plaatsen voor de zogenaamde half-halffotografie. Hierbij wordt de groothoeklens van de in een “onderwaterhuis” geplaatste camera half onder- en half bovenwater gehouden.
De zee bij Flat Point is meestal niet erg rustig. Men dient altijd met de mogelijkheid rekening te houden, dat grote golven plotseling de rust in de getijdepoelen kunnen verstoren. Helaas zijn er op deze manier al ernstige ongelukken gebeurd.
-
Elandsgeweikoraal (Acropora palmata)
In ondiep, maar turbulent water groeit het majestueuze elandsgeweikoraal. Dit steenkoraal kan afmetingen van wel enkele meters bereiken. De zomerstormen en soms zelfs orkanen, kunnen grote schade aan het elandsgeweikoraal aanbrengen. Gelukkig is het een koraalsoort die tamelijk snel groeit, zodat meestal binnen enkele jaren de schade al niet meer zichtbaar is.
Het hier afgebeelde koraal maakt duidelijk waar het zijn naam aan dankt; sommige takken lijken namelijk sprekend op het massieve gewei van de eland. Evenals de meeste soorten steenkoralen, is ook het elandsgeweikoraal een typisch nachtdier. Overdag trekken de vrij kleine poliepen zich in hun kalkstenen huisjes terug.
- Parel koffervis (Lactophyris triqueter)
De parel of gespikkelde koffervis is een van de vele soorten vis die men in de beschermde wateren van het Saba Marine Park kan tegenkomen. De vorm van de vis is in vooraanzicht vrijwel driehoekig; de basis van de driehoek is de buik van de vis. Dit dier kan onder uitzonderlijke omstandigheden wel 30 cm groot worden, doch de meeste exemplaren die duikers en snorkelaars te zien krijgen zijn niet veel groter dan 10 tot 15 centimeter. Onder de huid bevindt zich, in tegenstelling tot de meeste andere vissoorten, een skeletachtige struktuur. Meestal worden solitaire exemplaren gezien, maar een enkele keer leven zij in groepjes.
Sint Maarten
- Ballonvis (Diodon holocanthus)
De ballonvis dankt zijn naam aan het feit, dat het dier zich tot een ronde “ballon” kan opblazen wanneer het zich bedreigd voelt. Duikers vinden dit kennelijk vaak amusant want helaas wordt de vis nogal eens gevangen, met als gevolg dat het dier zich dan direct opblaast. Zij weten waarschijnlijk niet dat, wanneer de vis in opgeblazen toestand te dicht aan de oppervlakte komt, het dier niet meer naar dieper water kan zwemmen en uiteindelijk sterft!
Door het opblazen komen de tegen het lichaam aanliggende stekels loodrecht op het lichaam te staan, waardoor de vis voor een roofvis niet meer aantrekkelijk is.
- Franse keizersvis (Pomacanthus paru)
Deze sierlijke vissen zwemmen vaak in paren over het rif. Het zijn nieuwsgierige dieren, die vaak heel dicht bij de duiker komen. Op de riffen van Sint Maarten, komen van de familie der keizersvissen vooral de Franse keizersvis, de grijze keizersvis en de geelzwarte hertogsvis voor. De volwassen keizersvissen eten vooral sponzen en algen. De jonge Franse keizersvis heeft een andere tekening; het lichaam is zwart met vier verticale felgele strepen. Tijdens het volwassen worden verdwijnen deze strepen gelijdelijk, om plaats te maken voor de goudgele schubben. Jonge dieren zijn schoonmaak- of poetsvisjes; zij bevrijden andere vissen van parasieten door deze op te eten.
- Spiraal-kokerworm (Spirobranchus giganteus)
In vrijwel alle tropische koraalriffen komt de spiraal-kokerworm voor. In de Indische en Stille Oceaan, kunnen zij de meest onwaarschijnlijke kleuren hebben, zoals felblauw en felgeel. In de Caribische Zee hebben deze op het rif verankerde wormen meestal pastelkleuren die variëren van zachtroze en lila via bruinige tinten naar zachtgeel en wit. Eén worm heeft altijd twee “kerstboompjes”, de spiraalvormige vangorganen, waarmee het diertje plankton vangt. Dreigt er gevaar, dan trekken de vangorganen zich razendsnel terug in hun kalkstenen koker, die zij afsluiten met een rond dekseltje, het operculum (op de foto goed zichtbaar).
- Grootoog makreel (Caranx latus)
Makrelen zijn echte rovers, die meestal in groepen op kleinere vissen jagen. Soms ziet men grote scholen kleine vissen massaal uit het water springen; zeer waarschijnlijk worden zij dan opgejaagd door makrelen. Gebeurt dit dicht bij het koraalrif, dan betreft het meestal een groep grootoog makrelen, daar deze soort makreel, zoals de meeste makrelen wel het open water prefereren, maar voor de jacht vaak dicht bij het rif komen. De grootoog makreel is gemakkelijk te herkennen aan de gele staartvinnen en de opvallend grote ogen.
- Trompetvis (Aulostomus maculatus)
De trompetvis heeft met zijn zeer langgerekte lichaam een zeer karakteristieke vorm. Deze roofvis is een meester in het camoufleren. Hij gebruikt daarvoor verschillende trucks: in de eerste plaats kan hij zijn kleur aanpassen aan de omgeving, waardoor hij vaak voor zijn potentiële prooi vrijwel onzichtbaar wordt. De normale kleur van de vis varieert van beige tot bruin, maar hij kan zijn kleur zeer snel in blauw of geel veranderen, of alle kleurschakeringen die daartussen zitten. Zijn tweede camouflagetruck is het innemen van een verticale stand tussen de verticale takken van zachte koralen en ten derde kan hij met een niet-roofvis meezwemmen, maar dan zo, dat hij voor zijn prooidier niet opvalt. De trompetvis kromt zich in de vorm van de vis waar hij dicht boven meezwemt – vaak een papegaaivis – en neemt dan ook nog eens de kleur van zijn “begeleider” aan.
Sint Eustatius
- Haviksnavel schildpad (Eretmochelys imbricata)
Gelukkig gaat het goed met de met uitsterven bedreigde zeeschildpad in Sint Eustatius. Vooral de hier afgebeelde haviksnavel zeeschildpad wordt in de wateren rond dit eiland regelmatig gezien. Zijn naam heeft hij te danken aan zijn “overbeet”, waardoor hij gemakkelijk te onderscheiden is van de andere soorten zeeschild-padden. De vrouwtjes van dit reptiel leggen hun eieren aan land, waar zij een diep gat in het zand graven, om daarin ongeveer 100 eieren te deponeren. Doordat over de hele wereld zandstranden steeds drukker bevolkt raken, onder andere als gevolg van de bouw van grote hotels, kunnen de schildpadden hun eieren niet meer kwijt, waardoor het aantal nakomelingen steeds meer afneemt. De haviksnavel zeeschildpad leeft vooral van kwallen, sponzen, koraalpoliepen en ander dierlijk materiaal. Dit in tegenstelling tot de ook bij Sint Eustatius voorkomende groene zeeschildpad, die vooral een vegetarisch dieet heeft.
- Gevlekte schorpioenvis (Scorpaena plumieri)
Hoewel de schorpioenvis een beruchte naam heeft, is het dier in feite volsterkt ongevaarlijk, in die zin, dat het dier nooit uit zichzelf een duiker of snorkelaar zal aanvallen. Bij een onverwachte aanraking van dit perfekt gecamoufleerde dier, zal het echter in een reflex zijn rugvinnen opzetten, waarin zich scherpe stekels bevinden die een sterk gif bevatten. Wanneer dit gif in de huid van de aanraker geïnjecteerd wordt (bijvoorbeeld een duiker die het dier voor een steen aanziet), dan ontstaat direct een hevige pijn. De getroffen duiker mag dan niet in paniek raken en een noodopstijging maken, daar dat veel gevaarlijker is dan de gifinjectie. Men moet ondanks de pijn een rustige opstijging maken en daarna zo snel mogelijk het getroffen huidgebied met azijn en/of zo heet mogelijk water behandelen. Hierdoor zal het eiwit dat zich in het gif bevindt gaan stollen, waardoor de werking snel afneemt. In ieder geval is het daarnaast belangrijk ook nog medische hulp te zoeken. De belangrijkste les is: “raak onderwater niets aan, maar geniet door alles goed te bekijken”.
- Glasoogbaars (Heteropriacanthus cruentatus)
Het grote oog van de glasoogbaars wijst erop dat deze vis vooral een nachtdier is. Overdag verschuilt hij zich meestal in ondiep water in kleine grotjes onder de koralen, om dan ’s nachts op jacht te gaan. De kleur kan in een onderdeel van een seconde veranderd worden van donkerrood tot bleek-zilverrood, zoals te zien op deze portretfoto. Een duiker kan de vis zeer dicht benaderen, wanneer tenminste geen onverwachte bewegingen gemaakt worden.
In het Caribisch gebied komen verschillende soorten baarzen voor, die sterk op de glasoogbaars lijken. Herkenning is echter gemakkelijk, daar de glasoogbaars een patroon van zilverkleurige strepen op zijn rug heeft.
- Blauwgevlekte tandbaars (Epinephelus fulvus)
Het determineren van deze zeer interessante vis is niet eenvoudig, daar hij in verschillende kleuren en kleurcombinaties voorkomt. De hier afgebeelde kleur is de meest voorkomende, maar op Sint Eustatius komen ook andere kleuren voor, zoals bruinrood boven en wit onder, of zelfs goudgeel! In alle gevallen zijn er licht- tot donkelblauwe stippen op het lichaam, die naar de staart toe verminderen.
Bij voorkeur zoekt deze territoriale tandbaars een plekje waar hij rustig kan liggen, in afwachting van de juiste prooi die voorbij zal zwemmen. Op deze foto heeft de vis een trechterspons als uitkijkpost uitgezocht.
Mangroven
Mangroven zijn bomen die zout water verdragen en in getijdemoerassen groeien. In de Nederlandse Antillen komen mangrovebossen vooral voor op de Benedenwindse Eilanden. Deze getijdemoerassen vormen een ecosysteem; de mangroven met alle organismen die daarmee samenleven. In het Caribisch gebied zijn vier soorten mangrovebomen te vinden. Deze komen oorspronkelijk uit de westelijke Stille Oceaan en Maleisië, waar nog altijd tenminste 40 soorten voorkomen. De soorten die momenteel in de Caraïben leven zijn de rode, de zwarte en de witte mangrove, evenals de minder van water afhankelijke knoopmangrove.
- Rode mangrove (Rhizophora mangle)
De rode mangrove is gemakkelijk te herkennen aan de gebogen steltwortels, die van de stam van de boom naar de bodem verlopen. Onderwater hebben deze wortels inderdaad een bruinrode kleur, waaraan de soort zijn naam te danken heeft. In de maand juli bloeit de rode mangrove met kleine gele bloemen. Na de bevruchting ontkiemt een van de zaden in de vrucht, terwijl deze nog aan de boom hangt. Pas wanneer de zaailing een lengte van ongeveer 20 cm heeft, zal de boom hem loslaten, waardoor deze als een pijl in het water valt en in de modder vast komt te zitten. Hier zal de zaailing zich tot een nieuwe boom ontwikkelen.
- Zwarte mangrove (Avicennia germinans)
In tegenstelling tot de rode mangrove, heeft de zwarte mangrove niet de karakteristieke gebogen steltwortels, maar ziet er eerder uit als een normale boom met een stam die zich al snel boven de grond begint te vertakken. Het meest opvallende verschil zit in de hier afgebeelde ademwortels (pneumatophoren) die zich op de bodem rond de stam bevinden. De bladeren zijn smaller dan van de rode mangrove.
- “Upside-down” mangrovekwal (Cassiopeia sp.)
Deze fascinerende kwal komt voor in de rustige binnenwateren van de mangrove-gebieden. Het in vele kleurvarianten voorkomende dier ligt meestal “op zijn kop”, met de tentakels naar boven gericht op de bodem. Slechts een enkele maal ziet men de kwallen zwemmen, meestal in een klein groepje of solitair. Wie de dieren dicht benadert kan zien dat zij voortdurend in beweging zijn; zij pompen water door hun lichaam, waar zij de voedingsstoffen uit filteren. De vele “armen” die op de ronde schijf zitten zijn bij alle dieren verschillend van vorm en kleur. In deze armen bevinden zich symbiotische algen, zoals deze ook in koraalpoliepen voorkomen. Daar deze algen alleen kunnen leven wanneer zij voldoende zonlicht krijgen, moet de kwal dus wel “op zijn kop” liggen, in water waar voldoende zonlicht kan doordringen. Daarom zal men deze dieren zelden in dieper water dan 1,5 tot 2 meter vinden. Bij aanraking zal de kwal een irriterende stof uitscheiden, die bij de mens echter niet veel meer dan wat snel voorbijgaande jeuk veroorzaakt.
- Zwemmende “Upside-down” mangrovekwal (Cassiopeia sp.)
Tekst zie onder 31.
- Macro-opname van de “armen” van de “Upside-down” mangrovekwal (Cassiopeia sp.)
Saba
Snorkelen en duiken rond Saba is een bijzondere belevenis en volkomen anders dan in andere Caribische duikgebieden. Dit heeft vooral te maken met de vulkanische oorsprong van het eiland. De kleur van het zand is niet het bekende koraalwit, maar varieert van grijs naar bijna zwart. Dit zand bevat vele magnetische mineralen en is op sommige plaatsen warm als gevolg van lichte vulkanische activiteit. Door de handen op die plaatsen in het zand te steken kan men zich zelf hiervan overtuigen.
Rond het eiland, met name in het noorden en het noordwesten, bevindt zich een vrij ondiepe strook. Daarbuiten worden snel diepten van 300 meter of meer bereikt. Het Grootste deel van de wateren rond Saba is sinds 1987 officieel beschermd, het “Saba Marine Park” (SMP). De hoofdrol bij het ontstaan van het SMP werd gespeeld door de op Saba wonende Nederlandse zeebioloog Tom van ’t Hof, die overigens ook het leeuwenaandeel had in de totstandkoming van de beschermde onderwaterparken van Bonaire en Curaçao. De koraalstructuren rond Saba worden door van “t Hof in drie groepen verdeeld:
- met koraal begroeide rotsen en rotsblokken
- met koraal begroeide onderwaterbergen en –naalden (“pinnacles”)
- echter riffen
De met koraal begroeide rotsen en (soms kolossale) rotsblokken van vulkanisch gesteente komen verreweg het meest frequent voor. Er bestaat een grote variatie aan harde en zachte koralen. Vooral de gorgonen en waaierkoralen zijn hier in grote aantallen te vinden. Opvallend zijn ook de prachtige sponzen, met name de grote trechtersponzen. Het is een aparte belevenis door het labyrint van “zandstraten” tussen de rotsen door te zwemmen. De lichtinval is hier met goed weer bijzonder mooi. Ideaal voor onderwater landschapfotografie. Wanneer men naar de iets dieper gelegen zandvlakten gaat, is de kans op ontmoetingen met stekelroggen groot. Ook leven hier de Caribische buisalen, die ritmisch met de waterbeweging meegaan.
Van de onderwaterbergen zijn met name de naaldvormige toppen van “Third encounter” spectaculair. Op een diepte van 35 meter wordt de duiker vriendelijk begroet door grote zeebaarzen, makrelen en zwarte trekkervissen. Van de andere duikplaatsen, maken vooral “Diamond Rock” en “Man of War Shoals” indruk. Deze onderzeese bergtoppen zijn overdadig begroeid met gorgonen, waaierkoralen en prachtige sponzen. Hier vindt men ontelbare vissen, zoals barracuda’s en de spectaculaire op de bodem levende Caribische poon (Engels: Flying gurnard), maar ook vrijwel altijd zeeschildpadden.
Daar vanaf het begin dat het duiktoerisme op gang kwam de onderwaterwereld beschermd werd, zijn hier veel meer én een grotere variatie aan vissen dan op de meeste andere bovenwindse Caribische duikbestemmingen.
Door van ’t Hof en zijn medewerkers zijn 26 duikplaatsen beschreven in de “Guide to the Saba Marine Park”. Alle duikstekken zijn voorzien van ankerplaatsen met boeien, zodat er geen schade aan de riffen kan ontstaan door het uitwerpen van ankers.
Het enige “nadeel” van het duiken op Saba, is het feit dat men niet vanaf de kust kan duiken. Men zal dus altijd van een van de duikscholen en hun boten afhankelijk zijn. De op Saba gevestigde duikscholen zijn overigens alle van uitstekende kwaliteit en hebben uiterst deskundige mensen in dienst die de duiker veel over de unieke onderwaterwereld kunnen vertellen.
Curaçao
Het heeft enige tijd geduurd, voordat Curaçao uit de schaduw kwam van het wereldberoemde buur-duikeiland Bonaire. Dit was niet helemaal terecht. Curaçao en Klein-Curaçao hebben prachtige riffen, waarvan de meeste in goede conditie verkeren. In de laatste jaren is het duiktoerisme dan ook fors toegenomen en zijn er verschillende duikscholen bijgekomen. Een van de voordelen van het duiken in de wateren van Curaçao is, dat men zelden lange boottochten moet maken om bij de duikbestemming te komen. De langste tocht – ongeveer twee uur – voert naar het nabij gelegen eilandje Klein Curaçao, waar het in het kristalheldere water prachtig snorkelen en duiken is. Oorspronkelijk was dit eilandje drie meter hoger, maar aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, werd ongeveer 90.000 ton fosfaatrijke grond verwijderd, om elders de grond weer vruchtbaarder te maken.
In Curaçao kan men op verschillende plaatsen vanaf de kust duiken. Ongeveer eenderde van de zuidwestkust, vanaf het Pricess Beach Hotel tot aan Oostpunt is als Onderwater Park beschermd. Hier zijn bij alle belangrijke duikplaatsen boeien aangebracht om ankerschade aan het tere koraalrif te voorkomen. Speervissen is – uiteraard – overal verboden.
De onderwaterwereld van Curaçao heeft veel te bieden. Behalve de bontgekleurde koralen en sponzen, zijn er ook interessante grotten en enkele mooi begroeide wrakken. Tussen Boca Santa Cruz en Playa Lagun bevindt zich een van de mooiste duikplaatsen van het noordwesterlijke deel van het Onderwater Park, Banda Abao, het zogenaamde Mushroom Forest. Hier vindt men gigantische paddestoelachtige koraalformaties die zich slechts op een diepte van negen tot twaalf meter bevinden. Dit gebied is zeer geliefd bij onderwaterfotografen. Vlakbij vindt men de Mushroom Cave. Dit is een interessante grot die niet erg diep is en er onschuldig uitziet. Dit is maar schijnbaar, want men moet zeer oppassen door de sterke waterbeweging niet tegen het dak van de grot gesmeten te worden. In het duistere deel van deze grot leven enkele scholen zilverbruine koper bijlbuikvissen. De oplettende duiker ziet hier ook bijzondere garnalen en in de kleinere grotjes in de wand van de grot zijn er altijd wel een paar grote kreeften te vinden.
Van de wrakken zijn de Superior Producer en het wrak van de sleepboot bij de ingang van de Caracasbaai voor elke duiker een echte “must”. De Superior Producer is een ongeveer 60 meter lange kustvaarder die in 1977 voor de kust van Curaçao verging, ongeveer tegenover de waterfabriek in Otrobanda. Het wrak is bijzonder mooi begroeid met koralen en sponzen. Vooral de stuurhut is volledig bedekt met oranje roosjeskoraal. Overal in het wrak vind men scholen vissen, maar ook verschillende soorten murenen. Het wrak ligt rechtop in de zandbodem, op een diepte van 33 meter. Het wrak van de veel kleinere sleepboot ligt bij de ingang van de Caracasbaai op een diepte van slechts zes meter, waardoor het ook voor snorkelaars zeer goed te bekijken is. Ook dit wrak is prachtig met harde, maar ook met zachte koralen begroeid.
Wie een indrukwekkend aantal bekersponzen wil zien kan het beste naar Sponge Forest gaan, ten westen van Boca Pos Spano. Voor zwart koraal is Black Coral Garden bij de St. Marthabaai de beste plaats. Interessant is ook de “Car Pile” voor het Princess Beach Hotel. Hier heeft men tientallen jaren geleden autowrakken in zee gedumpt, die nu schitterend begroeid zijn. Zo heeft elke duikstek in de wateren rond Curaçao zijn eigen bijzonderheden.
Bonaire
Bonaire, ook wel de “world Capital for Shore Diving” genoemd, is zoals de naam het al zegt, wereldberoemd als duikgebied vanwege de vele mogelijkheden om van de kust af te duiken. Veel duikers en snorkelaars huren een auto en rijden naar de verschillende, met gele stenen gemarkeerde duikplaatsen. Uiteraard kan men ook per boot duiken, doch dit gebeurt vooral wanneer de duikplaatsen op het voor de zuidwestkust liggende eilandje Klein Bonaire wordt bezocht.
De riffen rond Bonaire en Klein Bonaire zijn beschermd. Dat wil zeggen, dat er strenge regels bestaan, aangaande vissen, het meenemen van koraal en schelpen en het op welke wijze dan ook beschadigen van het koraalrif. De grondlegger van de rifbescherming en tevens de feitelijke stichter van de duikindustrie in Bonaire, is Captain Don Stewart. Hij zorgde ervoor dat in 1971 het speervissen voor een periode van vijf jaar verboden werd. In 1976 werd het verbod “voor altijd” verlengd. Ook koralen kregen vanaf dat moment bescherming: het beschadigen en meenemen van levende en dode koralen werd strict verboden. Uiteindelijk werd in 1979 het Bonaire Marine Park (BMP) opgericht. Iedereen die in de wateren rond Bonaire wil duiken moet, nog voordat de eerste duik gemaakt wordt, een bedrag van US $ 10,00 entreegeld betalen, om in het BMP te mogen duiken. Men ontvangt hiervoor een gekleurde fiche, die aan de duikuitrusting bevestigd dient te worden. Steeksproefgewijs wordt door medewerkers van het BMP gecontroleerd of men wel in het bezit van deze penning is. Zo niet, dan wordt proces verbaal opgemaakt en moet de 10 dollar onverwijld worden betaald. Dit geld wordt volledig besteed aan het onderhoud van het BMP en wetenschappelijk onderzoek.
Bonaire heeft duikers en snorkelaars zeer veel te bieden. Waar men ook het water inloopt, men is direct in een tropisch aquarium. Nieuwsgierige vissen omgeven de duiker en snorkelaar. Wie een uur gedoken of gesnorkeld heeft, zal gemakkelijk tweehonderd of meer diersoorten gezien hebben. Deze dieren variëren van steenkoralen, zachte- en waaierkoralen en sponzen in allerlei kleuren en vormen, tot koraalvissen in oneindige kleurschakeringen en veelal met bizarre vormen. Wat te denken van alleen al twintig soorten papegaaivissen, nog veel meer soorten baarzen en juffertjes, de slangachtige murenen en tientallen andere soorten, waarvan men de meeste inderdaad tijdens een enkele duik te zien krijgt.
Tom van “t Hof, een van de grondleggers van het BMP, deelt in zijn new Guide to the Bonaire Marine Park de duikplaatsen als volg in:
- typisch; dit is het meest voorkomende rifprofiel, namelijk
Sint Maarten
De beste mogelijkheden om te duiken en te snorkelen in Sint Maarten bevinden zich aan de uit de wind gelegen zuidzijde van het eiland. Ook aan de oostkust zijn enkele goede duikplaatsen te vinden, zoals Tintamarre in het noordoosten en Hen & Chicks Rocks in het zuidoosten. De bereikbaarheid en de mogelijkheid om op deze oostelijke plaatsen te duiken en te snorkelen, is vooral afhankelijk van de hier vaak heersende grillige winden. De hier gegeven informatie kan als gevolg van de zomerstormen en de gevreesde orkanen niet meer geheel up to date zijn. Het is dan ook verstandig, wanneer u in Sint Maarten gaat duiken, eerst bij een van de lokale duik shops te informeren naar de conditie van de verschillende duikplaatsen.
Enkele van de beste snorkelplaatsen zijn: Simpson Bay, Maho Beach, Mullet Bay en Plum Bay in het zuidwesten, Baie Rouge in het westen, Creole Rock in het Noorden, Pinel Island en Orient Beach in het noordoosten en Dawn Beach in het oosten van het eiland.
De duikplaatsen van Sint Maarten zijn alleen per boot bereikbaar. De meeste duiken gebeuren in ondiep water (10-25 meter). Het zicht is over het algemeen goed, maar sterk afhankelijk van het weer. De stroming is meestal niet al te sterk. Het onderwaterlandschap wordt gekenmerkt door een zandbodem met verspreide rotsen en vlakke rifstrukturen. Waaierkoralen en zachte koralen, voeren evenals sponzen, de boventoon. In de vele kleine grotjes en donkere gangen wordt ook het schitterende oranje roosjeskoraal gevonden.
Lucy’s Barge, Proselyte Reef, Split Rock, The Alleys en The Maze, zijn de meest bezochte duikplaatsen in het voor de wind beschutte zuiden van het eiland. Lucy’s Barge is een wrak dat op een diepte van 18 meter ligt. wrak zelf is niet erg aantrekkelijk, maar trekt veel vissoorten aan, waardoor het toch de moeite waard is. Het mooiste wrak dat Sint Maarten te bieden heeft, is dat van de H.M.S. Proselyte. De Proselyte was een ruim 40 meter lang Brits oorlogsfregat, dat op 2 september 1801 verging. Het schip had 32 kanonnen aan boord, waarvan sommige nog te zien zijn. Gelegen op een diepte van 15 meter, reikt het hoogste punt slechts 5 meter onder de oppervlakte. Het wrak is begroeid met prachtige sponzen en heeft een grote aantrekkingskracht op vele vissoorten, waaronder de franse en grijze keizersvis, barracuda’s en makrelen. Het kolossale anker van de Proselyte is een gewild foto-object. Vlak bij Proselyte Reef ligt de duikplaats Split Rock, ook wel Cuda Alley genoemd naar de hier vrijwel altijd aanwezige barracuda’s. Deze grote rots, die tot 6 meter onder de oppervlakte reikt, is bijzonder mooi begroeid met zachte koralen, waaierkoralen en sponzen. The Alleys heeft zijn naam te danken aan de gangen (alleys) tussen de hier liggende grote rotsformaties. Ook de duikplaats The Maze ligt hier vlakbij. Het betreft een van de voor Sint Maarten typische duikplaatsen met veel met sponzen begroeide rotsformaties. Verder naar het oosten liggen Pelican Rock en Hen & Chicks. Deze duikplaatsen zijn alleen met goed weer te beduiken. Grote met sponzen en zachte koralen begroeide rotsblokken rijzen boven het wateroppervlak uit. Deze plaatsen zijn vooral interessant door de vele vissen die hier leven.
Het eerder genoemde Creole Rock is door zijn beschermde ligging niet alleen een ideale snorkelplaats, maar ook als duikplaats geschikt voor beginnende duikers.
Tot slot is nog Tintamarre Island te noemen. Hier heeft men ooit een sleepboot laten zinken in ondiep water (14 meter), die inmiddels aardig begroeid is met sponzen en koraal.
Sint Eustatius
Evenals duiken op Saba, is het duiken op Sint Eustatius een bijzondere belevenis. Vrijwel alle duikplaatsen bevinden zich aan de voor de wind beschutte west- en zuidwestzijde van het eiland. Sint Eustatius is vooral bekend als vindplaats van de caribische poon (Eng. flying gurnard), Dactylopterus volitans. Een andere attractie is het duiken naar wrakken. Verschillende hiervan liggen in vrij ondiep water, waardoor zij goed te bereiken zijn. De wrakken trekken veel vis aan en hebben een interessante begroeiing.
De meeste duikplaatsen zijn alleen per boot bereikbaar. Twee maal per dag worden vanuit Lower Town – Oranjestad duiktochten georganiseerd. Snorkelen is vooral mogelijk in het ondiepe water voor de kust van Lower Town. Regelmatig worden hier nog antieke kralen en fragmenten van antieke flessen en kruiken gevonden.
In het zuidwesten is een interessant rifsysteem te vinden, dat vooral uit met koraal en sponzen begroeide rotsblokken en richels bestaat. In het noordwesten, bij Jenkins Bay bestaat een andere rifformatie. Wanneer het weer het toelaat, kan hier ook goed gesnorkeld worden. Er is slechts één “wall-dive”, die bekend staat als de “Drop-off” bij Buccaneer Bay.
In het noorden bevinden zich de duikplaatsen Jenkins Bay en Doobie’s Crack. De laatste is een vrij diepe duik, die vooral interessant is voor wie grote kreeften wil zien. Jenkins Bay is de best beschutte duikplaats van Sint Eustatius en door zijn ondiepte (5-15 meter) niet alleen een bijzonder mooie duikplaats, maar ook zeer geschikt voor snorkelen. Hier zijn op de zandplaten vrijwel altijd stekelroggen te vinden, maar vaak ook zeeschildpadden. De begroeiing van de rotsblokken bestaat uit verschillende soorten harde, zachte en waaierkoralen en sponzen.
Enkele van de wrakken zijn Blare’s Wreck, Stingray wreck en Double wreck. Het betreft overblijfselen van achtiende eeuwse schepen. Vaak zijn hier nog antieke artefacten te vinden en bij Double Wreck een 4 meter groot anker. Interessant is het dierenleven bij de wrakken. Stekelroggen, verpleegstershaaien en schildpadden, zijn slechts enkele van de grotere dieren die hier gevonden kunnen worden. De Caribische poon is hier thuis en het is een prachtig gezicht wanneer deze vis zijn “vleugels” spreidt. Verder zijn er altijd verschillende scholen vis, zoals makrelen, eekhoornvissen en gele zeebarbelen.
Caroline’s Reef, Anchor Reef en Barracuda Reef zijn de belangrijkste duikplaatsen in het zuidwesten, waar grote bekersponzen, grote zachte koralen en prachtige diepwater waaierkoralen te vinden zijn. Van de vissen maken de barracuda’s en de keizersvissen de meeste indruk. Hier kan men zowel de franse als de grijze en de gekroonde keizersvis tegenkomen. Ook voor wat betreft de kleinere dieren is hier veel te beleven, zodat ook de macrofotograaf aan zijn trekken komt.
Drop-off is de diepste en tevens de meest zuidelijk gelegen duikplaats van Sint Eustatius. Het is de enige “wall-dive” die op een diepte van ongeveer 25 meter begint. De duikers wordt geadviseerd niet dieper dan 40 meter te duiken. De wand van deze onderzeese rots is begroeid met een grote variatie aan koralen en sponzen. Hier ziet men gegarandeerd grote scholen zwarte trekkervissen, creool lipvissen en creool baarzen.
Aruba
Ondanks het feit dat Aruba een constant gevecht levert tegen pollutie door nitraten en fosfaten in het afvalwater, olievervuiling en lozing van giftige stoffen van verschillende fabrieken, zijn er toch verschillende zeer mooie duikplaatsen behouden gebleven. De zuidkust van Aruba heeft het meest te leiden onder de vervuiling. Een van de voordelen van het duiken in Aruba is, dat diverse duikplaatsen zeer goed per auto te bereiken zijn en er zodoende gemakkelijk van de kust af kan worden gedoken. Tevens zijn er enkele interessante wrakken, waaronder het bij duikers zeer bekende, schitterend met koralen en sponzen begroeide wrak van de Antilla, een Duitse vrachtvaarder die in 1940 door de bemanning tot zinken gebracht werd.
De meeste duikplaatsen zijn aan de voor de wind beschutte westkust van Aruba gelegen. Zeer ervaren duikers gaan soms naar de ruwe noordoostkust, naar Andicouri Rif en Natural Bridge. Hier kan de stroming soms zeer sterk zijn, maar voor diegenen die de stroming willen trotseren is de natuur onder water hier de moeite waard. Hier vindt men hersen- en sterkoralen van gigantische afmetingen, afgewisseld met enorme bekersponzen en grote hoeveelheden vis, waaronder barracuda’s. Aan de noordkust ligt op een diepte van slechts 15 meter het wrak van de Californi, zeer gewild bij onderwaterfotografen. Probleem is wel dat ook hier meestal een zeer sterke stroming staat. Tussen de grote koraalformaties zijn grote hoeveelheden vis te zien.
In het noordwesten ligt het reeds genoemde wrak van de Antilla. Hier kan de onderwaterfotograaf gemakkelijk dagen lang vertoeven, want behalve de schitterende begroeiing, dat het wrak tot een kunstmatig rif heeft gemaakt, is er een grote variatie aan macro-leven. Ook voor nachtduiken is het wrak zeer geschikt. ‘s Nachts komen alle schaaldieren tevoorschijn en zijn de murenen op jacht. Op de felgekleurde korstsponzen slapen de kleine Caribische kamkogelvisjes met hun schitterende blauwe “make-up” rond de ogen en ziet men overal decoratiekrabbetjes. Deze diertjes “decoreren” zich met sponzen, zodat zij niet opvallen op en in de sponzen waar zij ‘s nachts hun voedsel zoeken.
De meeste duikplaatsen liggen tussen Barcadera Rif en Commandeurs Rif in het zuidwestelijke deel van Aruba. Hier vindt men velden met waaierkoralen, harde koralen, bekersponzen en op sommige plaatsen mooie diepwatergorgonen. Pianco Rif is bekend vanwege de altijd aanwezige, tot 50 kilogram zware, groene murenes. Op veel plaatsen zijn ook stekelroggen te vinden en wie geluk heeft ziet soms mantaroggen en gevlekte adelaarsroggen. Op veel plaatsen is het visleven opvallend rijk: de overal aanwezige, nieuwsgierige Franse keizersvissen leveren mooie plaatjes op voor de onderwaterfotograaf. Verder ziet men vaak barracuda’s en grote zeebaarzen. Sepia’s en zelfs zeepaardjes zijn hier geen zeldzaamheid. Bij elke nachtduik vindt men gewoonlijk een aantal grote kreeften en koraalkrabben.
In het meest zuidelijke deel van Aruba liggen de duikplaatsen Lago Rif, Baby Beach Rif, Santana Rif en Cabez Rif. De laatste is vanwege de meestal hevige stroming alleen voor ervaren duikers geschikt, maar is bijzonder vanwege de grote hoeveelheden barracuda’s, horsmakrelen en de grote barnsteenmakrelen.
Baby Beach is een van de plaatsen waar men ook goed kan snorkelen. Gezien de vaak sterke stromingen die op verschillende plaatsen in Aruba kunnen heersen, kan men zich voor wat betreft snorkelen het best door een van de duikscholen laten adviseren.